Het was het mooiste concert van 2013, verzekert iedereen die erbij was. En het kan weleens de laatste kans zijn geweest om hem live te zien. Kris Kristofferson was tenslotte al 77 jaar. John Schoorl verslaat het concert dat hij misliep.
DOOR JOHN SCHOORL
Kris Kristofferson nam een hap van zijn broccoli, en keek om zich heen, in de grootste kleedkamer van De Oosterpoort in Groningen. Zijn donkerbruine Gibson wachtte op hem in de gitaarkoffer, en hij wreef over zijn ongeschoren kin. Wie er ook ongelukkig was, hij was het niet.
Om kwart over negen zou hij worden aangekondigd als de grootste nog levende verhalenverteller, als de legendarische outlaw poet, en zou hij langzaam naar de microfoon lopen, met de mondharmonica om zijn nek.
Achttienhonderd mensen gingen zijn optreden zien, op deze zaterdag 14 september in 2013. Hij zou worden toegejuicht door een singer-songwriter uit Nieuwe Pekela, de wethouder van Hoogezand-Sappemeer, een Groningse tekstschrijver met pretoogjes, en een countryzangeres die haar fiets bij De Oosterpoort had gezet en anderhalf uur lang tegen de tranen vocht.
Wie er niet bij was, had het mooiste concert van 2013 gemist. Ze zouden het telkens herhalen, zij die erbij waren, wie en wanneer je het ook vroeg. Naarmate de tijd vorderde werd het steeds beter, en nog erger als je dat ene optreden in het kalenderjaar 2013 was misgelopen.
Vergeet daarbij ook niet dat hij 77 jaar is, en dat de rit er bijna op zit, de kans dat hij nog een keer komt is te verwaarlozen. Luister maar naar het titelnummer van zijn laatste cd, Feeling Mortal.
I’ve begun to soon descend
Like the sun into the sea
Je had de kans laten lopen om nu en misschien voor de allerlaatste keer Kris Kristofferson te zien spelen, spiritueel en muzikaal plaatsvervanger op aarde van Johnny Cash en een van de favoriete tekstschrijvers van Elvis Presley. Bijna dertig platen maakte hij, maar het gaat eigenlijk om de vier liedjes die hij begin jaren zeventig uitbracht, en die oneindig vaak zijn vertolkt door alle denkbare grote zangers op aarde.
Als je de liedjes één voor één opsomt voel je ze al zoemen door je aderen:
For the good times.
Sunday Morning Coming Down.
Me and Bobby McGee.
Help me make it through the night.
Voordat hij definitief als de zon in de zee zou zakken, was hij in Groningen, als hoofdact van het jaarlijkse Take Root-festival, een dag vol prachtige ouwe en nieuwe Americana. Hij kwam met zijn Nightliner-bus uit München, en zou daarna doorknallen naar Parijs, Barcelona, en Londen, om deze korte Europese tour af te ronden in Glasgow.
Mooi toch. Ja hij kon wel in zijn huis op het Hawaïaanse eiland Maui blijven, en daar rondjes op de tractor rijden over zijn landgoed, zijn gras maaien, of met zijn collega-outlaw Willie Nelson schaken en ouwehoeren. Maar hij moest er op uit, en al zou je het niet verwachten, hij voelde zelfs in Groningen weer vlinders in zijn buik, zoals voor elk optreden. Alsof hij weer de bokser was die de ring in moest.
Zijn leven was al een prachtig plaatje geweest, maar het ging gewoon door, al die wonderlijke vibraties.
De Nightliner, waarin hij had geslapen, stond vanaf zaterdagochtend op het terrein van De Oosterpoort geparkeerd. Op een tafel in zijn kleedkamer lag alles klaar waar hij om gevraagd had: flesjes water met en zonder bubbels, rode wijn (merlot), witte wijn (chardonnay), een sixpack Heineken, vier blikjes Red Bull, vier flesje Gatorades (als het maar geen rode is), koffie en thee, en zoutjes en fruit.
Buiten de kleedkamer, in een hok bij de kantine, had Lisa de tourmanager zijn zwarte outfit in de was gedaan. De jonge binken van de eveneens optredende The Milk Carton Kids proesten het uit van het lachen. Hihi, dat zometeen hun onderbroeken in dezelfde wasmachine zouden gaan, als waar het overhemd van Kris Kristofferson in was gewassen. Awesome!
Voor de deur van de kleedkamer lag een opgerolde poster van het Take Root-festival.
Hij stond al heel lang op het verlanglijstje van het festival, eigenlijk al sinds de oprichting in 1998. Kristofferson was de personificatie van de muziek van het festival: tijdloos, nog steeds relevant, grensverleggend, en de basis van de country. Waylon Jennings is dood, net als Johnny Cash, Willie Nelson kwam niet, Merle Haggard verdomde het, en Kris – ja, Kris die maakte ook nog films en nieuwe cd’s, dus waarom niet.
De organisatie hoopte elk jaar dat hij toevallig weer in Europa zou gaan toeren. Alleen voor Groningen zou hij nooit van zijn eiland afkomen, dat wisten ze. Maar als anchordate, dus dat er om De Oosterpoort-gig een Europees toertje zou worden gebouwd, dat kon misschien wel.
In januari hing hij opeens boven de markt- en gelijk deden Peter Sikma en Johan Kleine een bod, via een Nederlands tussenstation, Green House. Ze hoorden niks, of soms een beetje, het was telkens misschien, en bijna, hangt ervan af, is mogelijk, totdat in april het verlossende telefoontje kwam: Hij komt! Te gek! We hebben een icoon geboekt! De piek op de kerstboom!
Kris Kristofferson schoof zijn bord opzij, en pakte zijn gitaar, om het liedje dat hij schreef als elfjarige, I hate your ugly face, in de kleedkamer te spelen. Het zou daarna nog wel twintig jaar duren, voordat hij doorbrak. Eerst moest hij nog zijn vader, de beroepsmilitair, de vinger geven door uit het leger te gaan. Daarna veegde hij de vloer van de Colombia-muziekstudio, en vloog hij als helikopterpiloot tijdlang van Tennessee naar Louisiana.
Hij wilde zo graag dat Johnny Cash een liedje van ‘m opnam, dat hij op een dag met zijn helikopter in de tuin van Cash landde, en ‘m muziektapes overhandigde. En met eeuwigdurend succes, want tot aan het einde van zijn leven, in de American Recordings, bleef Cash hem hartverscheurend mooi vertolken.
Hij moest nog even douchen, zijn schoongewassen zwarte overhemd en zwarte spijkerbroek aantrekken – en dan was het showtime! Er waren net een paar bezoeken afgelegd aan de kleedkamer, terwijl hij in zijn luie stoel zat, met zijn gitaar op zijn schoot. Hij was welkom geheten in Groningen, er was hem gevraagd of alles in orde was, of hij nog wat moest eten of something else.
Hij was een tevreden mens, zei hij.
Toen hij het podium op liep, en zijn witte haar het spotlicht ving, stond Jack Tebbens vooraan. Hij droeg een t-shirt met daarop een foto van country-outlaw David Allen Coe erop. Twee keer eerder had hij Kristofferson gezien, maar nog nooit zo dichtbij huis. Jack vond Kris een goeie kerel, zoals ie daar op het podium stond. Het zou een Groninger kunnen zijn, zo nuchter en rustig als ie gebleven is, ondanks het succes.
Verdomd, hij speelde dus zijn favoriete nummer, Sunday Morning Coming Down, en daar zong hij die prachtige regels:
I fumbled through my closet for my clothes,
And found my cleanest dirty shirt.
Dat raakte Jack heel hard, in de Oosterpoort. Want hij heeft ook een tijd gehad, vanwege twee echtscheidingen, dat hij op zoek moest in zijn klerenkast naar zijn minst gore schone overhemd. Nu heeft ie er trouwens wel zestig in de kast hangen, en allemaal spic & span.
Tekst gaat verder onder de foto
Ergens verderop stond José Cutileiro één op één met zijn kippevel. Dat hij dit mag meemaken, schoot er door zijn hoofd. Hoe glorieus, hoe imponerend en ontroerend. Achteraf durfde hij wel op te biechten, waar de siddering mede vandaan kwam. Zijn vorm van meditatie is het kijken van oude afleveringen van politie-inspecteur Columbo. In één daarvan wordt Sunday Morning Coming Down gezongen, door de crimineel van dienst Johnny Cash.
In anderhalf uur tijd speelde hij dertig nummers, hij begon met Feeling Mortal en eindigde met Why Me. Zijn stem klonk soms roestig, en breekbaar, zijn gitaarspel beperkte zich tot G, C, D, A en E, en de twee laatsten een enkele keer in de mineurvariant. Op de mondharmonica was het inademen, en uitademen.
Maar wat een charisma, zag Hans Hanneman. Wat indrukwekkend, vond Edwin Jongedijk. Elk liedje komt binnen, zei Ger Lindeman. Die kalmte, stelde Arne Lampe vast.
Henja Dijksterhuis had er zelfs een passende term voor: roekeloze country. Juist omdat het moeilijk leek, met al zijn bescheiden middelen, haalde hij er het maximale uit, en het dus klonk zoals country moet horen, nooit zonder gevaar. Net binnen de lijntjes.
Om met Henja op te foto te kunnen, na het optreden, ging Kris Kristofferson er even bij liggen, op het podium. Hans Hanneman vraagt nooit een handtekening, hij kreeg er nu eentje op de hem aangereikte setlist. José Cutileiro moest na het optreden even bijkomen, met een biertje, hij hoefde niks meer te horen, van wie dan ook.
Toen Kris Kristofferson klaar was, was hij ook zo weer weg. Hij had op kalme wijze zijn spullen gepakt, en was de Nightliner ingekropen, op weg naar Frankrijk. In de grootste kleedkamer van De Oosterpoort zag alles er piekfijn opgeruimd uit, alles dat niet was opengemaakt, stond keurig netjes bij elkaar.
Het leek alsof Kris Kristofferson er nooit was geweest, het was alsof we het mooiste concert van 2013 niet hadden gemist.
Dit verhaal verscheen eerder op 21 december 2013 in de eindejaarsbijlage van de Volkskrant.
Link naar krantenartikel