3 vragen aan Rosa da Silva
Voor de eerste editie van De Wijk De Wereld maakte je samen met multi- instrumentalist Remko Wind een liedjesprogramma met een hoofdrol voor twee Syrische meiden: Rasha en Rouba. hoe is het om theater te maken met ‘gewone mensen’?
“Dat is best wel even wennen. Als theaterdocent werk ik regelmatig met amateurs. Die hebben wel een idee hoe je een voorstelling in elkaar zet. Voor Rasha en Rouba was dat proces helemaal nieuw. Als je nog nooit op een podium hebt gestaan, is het natuurlijk doodeng om ineens voor publiek te moeten spelen. in het begin was het zoeken. Ik heb op een gegeven moment een passage uit Drie Zusters van Tsjechov bewerkt, maar toen we aan het repeteren waren dacht ik: ‘dit gaat helemaal nergens over’. Pas toen we elkaar via YouTube muziek lieten horen waar we graag naar luisteren, viel het kwartje en was er verbinding.
Ik heb er zelf ook veel van geleerd. De waarom-vraag kwam bijvoorbeeld regelmatig langs. daardoor werd ik gedwongen om steeds weer te kijken naar wat we aan het doen waren. Rouba wilde in eerste instantie niets kwijt over haar privésituatie. ‘Wie is ernou geïnteresseerd in mijn verhaal?’ Terwijl ik dacht: ‘dat is juist mooi en interessant’. dat is ook de bedoeling van De Wijk De Wereld: dat je de verhalen achter de mensen in je buurt leert kennen.”
Wat is de kracht van een project als De Wijk De Wereld?
“Theater houdt ons als het goed is een spiegel voor. We leven tegenwoordig met een steeds grotere verscheidenheid aan mensen samen. het is goed dat je dat in het theater terugziet, in de verhalen die verteld worden, maar ook doordat er meer makers van verschillende komaf zijn. Steeds vaker zie je voorstellingen waarin de tijdsgeest voelbaar is, die laten zien wat er in ons land, onze stad of onze buurt aan de hand is. die voor verbinding zorgen. Theater is wat mij betreft het mooiste bindmiddel, juist omdat het live is. Voor mij zat die verbinding ook in de taal. Ik hoor regelmatig Arabisch om me heen, maar door te werken met Rasha en Rouba kwam ik er op een veel directere manier mee in aanraking. Je kent het wel, dat je twee mensen tegen elkaar in een voor jou totaal vreemde taal hoort praten en er dan direct een oordeel opplakt: ‘wat klinken ze bozig’. of: ‘wat praten ze luid’. Terwijl ik nu denk: ‘ze hebben het gewoon ergens over’. Je gaat anders kijken en luisteren: opener, nieuwsgieriger. Tijdens De Wijk De Wereld kijk je letterlijk naar je buren op het toneel. Dat is echt uniek.”
Je hebt belangrijke rollen gespeeld in onder andere Anne, De Tweeling en het Pauperparadijs. In het weekend van 6 en 7 april doe je mee aan het Amsterdams Kleinkunst Festival met een eigen voorstelling: Daar moet je heen. Is kleinkunst de kant die je op wilt gaan?
“De reden dat ik ooit naar de toneelschool ben gegaan, is dat ik zelf voorstellingen wilde maken, met sketches, grappen en eigen liedjes en verhalen. Ik denk dat nu het moment daar is. Ik heb gewerkt met geweldige acteurs en theatermakers, daar pluk ik de vruchten van. Ik doe niet aan het AFK mee om het competitie- element. Een wedstrijd in kunsten is super ingewikkeld. Ik doe het omdat ik naam wil maken in de cabaret- en kleinkunstwereld. Ik hoop dat ik de finale haal, dan zitten de grote impresariaten in de zaal. Of er een link is met De Wijk De Wereld? Mijn voorstelling Daar moet je heen gaat over de zoektocht naar jezelf en over jezelf niet verloochenen. Dat is ook wat ik voelde toen ik met Rasha en Rouba werkte. Waar die meiden ook gaan, Syrië zullen ze altijd met zich meedragen. Dat is iets om trots op te mogen zijn. Net zoals ik Drenthe en Portugal in mijn bloed heb zitten.”