ELKE CABARETIER HEEFT EEN EIGEN SUPERKRACHT
Selma Visscher (1994) groeide op in Emmen en verhuisde op haar zestiende naar Groningen. Ze ging een jaar naar de Jeugdtheaterschool (nu VRIJDAG, red.) en zat bij toneelvereniging Eloquentia op het Praedinius Gymnasium. Waar iedereen verwachtte dat een muzikale carrière in het verschiet lag, besloot Selma haar eigen pad te kiezen. Met haar debuutvoorstelling Ik kijk liever staat ze in negentig (!) zalen in Nederland.
Vertel eens hoe het zit met die muzikale carrière?
“In mijn familie is muziek heel belangrijk en van mijn ouders moest ik al op jonge leeftijd een instrument kiezen. Toen ik zes was, liep ik met mijn moeder in het centrum van Emmen en daar speelde een straatmuzikant op de panfluit. Dus besloot ik ook maar panfluit te gaan spelen. Ik heb het zestien jaar gedaan en werd na de middelbare school zelfs toegelaten aan het Conservatorium van Amsterdam. Maar dat was eigenlijk helemaal niet wat ik wilde.”
En dus werd het de toneelschool in Antwerpen. Waarom deze keuze?
“Eerlijk gezegd had ik niet echt een duidelijk plan voor ogen. Het enige wat ik zeker wist, was dat ik klaar was met de panfluit. Dus elk scenario waarin ik niet iedere dag drie uur op dat instrument hoefde te studeren, was voor mij al een verademing. En natuurlijk wist ik door de Jeugdtheaterschool en Eloquentia al wel dat ik het heel leuk vond om toneel te spelen. In Antwerpen ontdekte ik al snel dat ik de kant van het cabaret op wilde, maar daar was op de opleiding geen ruimte voor. Ik studeerde ‘kleinkunst’, niet de kleinkunst die we in Nederland kennen, maar meer een soort performance art. Als ik mij een rol eigen wilde maken, het personage wilde aankleden, kwam ik altijd uit bij de lach. Ik kreeg ook vaak als kritiek dat ik niet steeds moest proberen om grappig te zijn. Antwerpen en ik waren dus geen match en dat was ook helemaal oké. Het maakte voor mij wél heel duidelijk dat als ik wilde maken wat ik zelf voor ogen had, dat ik dat ergens anders moest doen.”
Wat besloot je daarna te doen?
“Toen ik eenmaal besloten had dat ik cabaret wilde doen, ben ik Nederlands gaan studeren. Voor mijn omgeving leek het alsof ik weer een ander pad ging bewandelen, maar voor mij was die studie echt bijzaak. Ik heb me toen voor verschillende cabaretfestivals ingeschreven, waaronder het Groninger Studenten Cabaret Festival (GSCF). Die festivals zijn echt als opstapje bedoeld om je bij impresariaten in de kijker te spelen en zo je carrière te starten. Ik stapte er heel onbevangen in, ik had me ook totaal niet ingelezen, dus het was een enorme verrassing dat ik meteen het GSCF won.”
Sinds september 2024 ben je on tour met je debuutvoorstelling Ik kijk liever. Hoe zijn de reacties?
“De voorstelling wordt erg goed ontvangen. Ik krijg mooie recensies van de pers, zoals de vier sterren in NRC. Daar ben ik heel erg blij mee en trots op, maar voor mij is het belangrijker wat bezoekers ervan vinden. Voor hen doe ik het immers. Wat ik van het publiek terugkrijg tijdens de voorstelling en na afloop in de foyer is gelukkig ook heel positief.”
Je staat met je broer op het podium, hoe is dat?
“Klopt, mijn broer Lars is accordeonist en samen met hem schrijf ik de liedjes. Toen ik me had ingeschreven voor het GSCF, heb ik hem voor het eerst gevraagd om me te begeleiden. En dat is hij gelukkig blijven doen. We spelen deze voorstelling negentig keer, wat heel veel is voor een debuutvoorstelling. Daarom heb ik naast Lars nog een andere accordeonist. Mijn broer heeft namelijk ook nog andere bandjes en projecten.”
Heb jij zelf voorbeelden of idolen?
“Cabaret is een hele persoonlijke kunstvorm, dus je probeert vooral jezelf te zijn en juist níet op iemand te lijken. Dus nee, ik heb niet echt idolen of voorbeelden. Je moet gewoon je eigen ding doen. Er zijn natuurlijk artiesten die ik heel erg goed vind en iedereen heeft ook zo zijn eigen specialiteit. De één kan prachtige liedjes schrijven, de ander is supergoed met publieksinteractie. Elke cabaretier heeft een eigen superkracht.”
Wat kan het publiek verwachten van Ik kijk liever?
“Oei, dat is best lastig in woorden te vatten. De panfluit uit mijn jeugd is een terugkerend thema in de voorstelling. Voor mij staat dat symbool voor het ontdekken dat je zelf kunt bepalen wat je wel en wat je niet wilt doen met je leven. Je hoeft niet per se te luisteren naar wat anderen ergens van vinden of van jou verwachten. Voor veel mensen is dat herkenbaar, want bijna iedereen heeft zo zijn/haar eigen ‘panfluit’. Daarnaast zit er veel humor in over de dagelijkse beslommeringen en zing ik liedjes; geen romantische liefdesliedjes, maar meer grappige, absurde nummers.”
INTERVIEW: HILDE ROOVERS | FOTO: ANNE VAN ZANDWIJK