Een komiek staat op het podium van een theater, terwijl het publiek aan tafels toekijkt.

Vier of achthonderd, het gaat om de chemie

Nieuws

We gingen van volle zalen naar gesloten deuren. Van maximaal dertig bezoekers naar een 1,5-meterprotocol, geen situatie waar penningmeesters blij van werden, maar het werkte. In oktober moesten we opnieuw terug naar dertig, in november zelfs twee weken helemaal dicht. Daarna gingen we weer open voor dertig, om in december andermaal de deuren te moeten sluiten. Je zou er bijna gek van worden. Kort voor de huidige lockdown spraken we een aantal theatermakers die afgelopen najaar voor een klein publiek optraden. Hoe is het om te spelen in deze bizarre tijd, soms voor hooguit dertig bezoekers? Theater valt of staat immers met de uitwisseling van emoties en energie tussen spelers en publiek.

Marcel Hensema krijgt met zijn voorstellingen moeiteloos meerdere dagen achtereen de Stadsschouwburg en Martiniplaza vol. Maar hij was ook de eerste die begin juni in onze Stadsschouwburg voor dertig bezoekers speelde.

“Ik geloof dat je iedere avond weer opnieuw je voorstelling moet maken. En natuurlijk is dat met dertig bezoekers iets lastiger, hoewel het eigenlijk meer te maken heeft met de anderhalve meter afstand die er tussen mensen zit dan met het aantal in de zaal. In het voorjaar en in de zomer heb ik in huiskamers, keukens, tuinen, flats, villa’s en ziekenhuizen gespeeld, soms voor niet meer dan vier man. Waar het om gaat is de chemie. Ik vertel een verhaal, maar die bijzondere ervaring beleef je met elkaar. Dan maakt het niet zo veel uit of je voor vier of voor achthonderd bezoekers speelt. Dat is de magie van theater. Het is geen film die je keer op keer afdraait. Natuurlijk is een rollende lach door een uitverkochte Stadsschouwburg of een stampvol Martiniplaza fantastisch. Maar het is ook heel mooi als ik dertig man in de ogen kan kijken.” Maar heeft spelen voor dertig bezoekers in zo’n grote zaal invloed op je spel? Op je energie?

“Ja natuurlijk. Die anderhalve meter moet je overbruggen. Je kunt het publiek veel minder als groep aanspreken. Normaal gesproken voelt zo’n zaal als één levend organisme. Mensen zitten vlak bij elkaar, horen elkaars ademhaling en delen de emotie. Dat is nu anders. Maar er komt ook iets voor in de plaats: intimiteit.Mensen waarderen het op een andere manier. Ze zijn blij dat er tenminste nog íets kan. Dat ze de wereld buiten toch voor even achter zich kunnen laten. Dat ze kunnen  lachen. Of troost vinden. Dus isspelen voor dertig bezoekers anders? Ja, maar zeker niet minder leuk.”

Dus opmerkingen als ‘je maakt de avond samen’ moet je letterlijk nemen? “Ja natuurlijk. Ik ga echter iedere avond het contact aan met mijn publiek. Je hoort dat iemands telefoon afgaat. Of dat iemand de slappe lach krijgt. Of iemand zit je heel lief aan te kijken. Ik praat veel met mijn publiek. En dat publiek geeft weer wat terug en dat heeft op zijn beurt weer invloed op de voorstelling. Als ik niks zou terugkrijgen, sta ik een kunstje af te draaien. Daarom is iedere voorstelling ook anders. Als jij vanavond komt kijken, beleef je iets anders dan gisteren of morgen.” Maar pik je dat ook op in een uitverkochte Stadsschouwburg of Martiniplaza?

“Niet als iemand op rij twintig zit natuurlijk. Maar de eerste paar rijen kan ik echt in de ogen kijken. Je leert door de jaren heen het publiek lezen. Ik zie wanneer iemand afhaakt. Soms valt er iemand op rij vijf in slaap. Vaak een man trouwens. Dan denk ik: ‘Ach, die is door zijn vrouw meegesleept, die hebben zich waarschijnlijk gehaast om op tijd te zijn. Laat hem maar lekker even slapen.’ Tien jaar geleden werd ik daar heel onzeker van. Nu weet ik dat het niets met mij temaken heeft. En soms speel ik er ook. Dan zeg ik: ‘Is het een beetje te saai voor je? Ik zal proberen wat spannender te spelen.’ Door iemand direct aan te spreken zet je ook de rest van het publiek weer op scherp.”