Een man in een pak zit aan een tafel, met zijn voeten zichtbaar naar de camera gericht en een smartphone in zijn hand.

We gaan een mooi potje muziek maken

Blog

Door Luuk Verpalen

Erwin de Vries haalt me op van het station van Zuidbroek. In de auto op weg naar zijn huis in Meeden hebben we het nog even over de Voetbalopera Veendammer Wind die twee jaar geleden te zien was in Stadion De Langeleegte en waar hij in meespeelde. “In opera moeten de noten op een bepaalde manier klinken en niet anders. Het staat op papier. Dat is precies waar ik niet goed in ben. Ik ben juist van hoe het voelt en hoe ik dat zo krachtig mogelijk kan overbrengen.”

Het zal in het gesprek een terugkerend thema blijken. Het contact met het publiek is essentieel voor De Vries die al meer dan 25 jaar optreedt in Groningen en nog steeds en veelgevraagd artiest is. “Je moet dicht bij de mensen staan en niet de artiest gaan uithangen. Dat heeft helemaal geen zin.”

De boomlange De Vries is met zijn rode haar een opvallende verschijning in het Groninger streektaalwereldje. Al sinds zijn doorbraak met zijn toenmalige band De Heleboel, waarmee hij in 1995 het Noord Nederlands Liedjes Festival won, staat hij bovendien blootvoets op het podium. Dat is niet zomaar een gimmick, het heeft te maken met oprechtheid. “In mijn teksten ben ik zo eerlijk mogelijk en stel ik me kwetsbaar op. Blote voeten passen daarbij. Bovendien zingt het prettiger.” Die eerlijkheid zorgt er ook voor dat hij slecht is in het vertolken van andermans liedjes. “Dat voelt toch anders. Ik moet het echt helemaal zelf doen: dit heb ik bedacht, dit is wat ik zing, hier gaat het over. Vind je het wat? Dan is dat mooi. Vind je het niks? Dan is dat zo. Maar het is wel wie ik ben. Dus veel eigener, veel persoonlijker. Ik hou van zoveel mogelijk eerlijkheid en puurheid. Als artiest doe je altijd concessies, je vergroot dingen uit. Maar het is altijd het sterkst als het van jezelf is. Bij andere artiesten hoor ik dat ook altijd terug. Die artiesten intrigeren mij het meest. Ik noem een Nick Cave. Daar voel ik het ook echt.”

Je werkte tot 2018 in de geestelijke gezondheidszorg. Toen besloot je om volledig voor de muziek te gaan. Is dat mogelijk in zo’n relatief klein taalgebied? Iedereen moet Erwin de Vries ondertussen al een keer gezien hebben.

“Maar ik zie ze wel elke keer weer terug! Je moet er voor zorgen dat het steeds weer aantrekkelijk is om naar Erwin de Vries te gaan. En als ik ergens solo optreed in een huiskamer is dat heel anders dan in De Oosterpoort met de hele band. Of met z’n drieën in het buurthuis. Ik krijg dat ook terug. Omdat het steeds weer een momentopname is, het is steeds weer zoeken naar contact. Dat is het allerbelangrijkste. Je moet dicht bij de mensen staan, niet de artiest gaan uithangen. Dat heeft helemaal geen zin. Ik kon ook echt rondkomen van de muziek maar wist natuurlijk niet dat corona voor de deur stond. Toen werd het toch wel lastig. Daarom heb ik mijn oude werk weer even opgepakt, voor een paar uur in de week. Als, hou je vast, ‘gedetacheerd verpleegkundige GGZ – gaswinning.”

Die functie bestaat echt?
“Ja en dat is noodzakelijk ook. Er is heel veel somberte, mensen zijn vreselijk gefrustreerd. Die ventilatiebehoefte is enorm. Dat geldt voor heel veel mensen hier. Er gaat erg veel mis in Groningen hoor. Veel liedjes op mijn cd De Noodzaak gaan daar over.”

Hoe schrijf jij je liedjes?
“Ik ben een observator. Daar moet ik het van hebben. Dingen die ik zie of die mij opvallen, daar begint het mee. Dat kan overal over gaan. Van de aardbevingsproblematiek tot dingen op het voetbalveld. Daarna is het zoeken naar de juiste woorden. Het is een puzzel en tegelijk ook een ambacht. Mijn stijl is in de loop der tijd wel veranderd. In de tijd van De Heleboel had ik een hele andere manier van schrijven dan nu. Veel cynischer. Als je ouder wordt leer je jezelf beter kennen.”

Cynischer?

“Ja. Ik nam de Groninger cultuur meer op de hak. Ik heb die cultuur pas later veel meer weten te waarderen. Ik denk nu: dat had niet zo gehoeven. Zo’n liedje als Winschoterdaip, dat is een heel cynisch liedje. Ik voetbalde vaak aan het Winschoterdiep in Sappemeer en daar gebeurde regelmatig wat. Dan stond er weer een lijkwagen omdat iemand zich had verzopen. Dat soort dingen kwamen dan in een liedje terecht. Ik hield toen erg van die absurdistische humor van Wim T. Schippers en dat hoor je terug in die teksten. Die liedjes van toen worden trouwens nog steeds gedraaid op Radio Noord dus zo erg zal het niet geweest zijn.”

De Zunderlingen is jouw vaste begeleidingsband. Met Christof Bauwens heb je een van de beste gitaristen van Groningen in de gelederen. Wat maakt hem in jouw ogen zo goed?
“Dat hij weet wat het publiek van hem verwacht. Heel veel gitaristen spelen een rol, de rol van gitarist. Als ik op het podium sta, gaat het om contact maken. En Christof snapt dat. Hij geeft mij de ruimte, maar hij pakt ook zíjn ruimte. En dat moet ook, want hij is de gitarist. Dat hoeft niet met een solo, het zijn juist de kleine, subtiele dingetjes. We hebben contact met elkaar en dat brengen we over. En dan krijg je dat ook weer terug.

Het is dat ik te veel verschillende dingen doe om te kunnen zeggen dat ik in een band zit. Daarvoor sta ik te vaak solo in een huiskamer of bij een van een bedrijfsjubileum. Maar ik vind het geweldig dat ik nu eindelijk met De Zunderlingen in De Oosterpoort sta. Ik stond er wel vaker, maar altijd als onderdeel van iets. En nu sta ik eindelijk op een poster: Erwin de Vries en de Zunderlingen. We gaan een mooi potje muziek maken.”